Tough love: ieder mens telt, onvoorwaardelijk

Een tijdje geleden pal voor de deur van de Pauluskerk. Plotseling ligt daar een man, slecht gekleed, totaal laveloos, verward en onder het bloed. Is hij in elkaar geslagen ? Heeft iemand hem hij daar gedropt ? Heeft hij zichzelf naar de Pauluskerk gesleept ? Zelden heb we iemand er zo ellendig aan toe gezien, zo onvoorstelbaar dronken ? We bellen 1-1-2. Ondertussen ontfermen we ons over de man, zo goed als we kunnen. Onze dokter erbij. Aanspreekbaar is hij niet, dokter onderzoekt en voorlopig maar een beetje zorg en warm. Uiteindelijk blijken zowel de ambulance als de politie niet bereid zich over de man te ontfermen en vertrekken leeg. Argument: hij vormt geen gevaar voor zichzelf of voor zijn omgeving. En zij krijgen hem ook nergens geplaatst. Na enige uren, de man is dan nog steeds in de Pauluskerk, komt hij wat bij. Wij maken een beetje kennis. Hij blijkt afkomstig uit Hongarije en keurig en verzorgd Engels te spreken. Lang verhaal verder kort. Het kost onze Medische Dienst ongeveer de hele dag, dwars tegen het hele systeem met al zijn vinkjes in, om via de Acute Dienst te zorgen, dat hij wordt opgenomen daar waar hij moet zijn: in de kliniek. Dit alles is aanleiding voor de Pauluskerk voor een ernstige klacht bij de gemeente. De hele situatie vormt mee aanleiding voor het versnellen van de aanstelling van een tweetal straatpsychiaters in Rotterdam.

Ik vertel dit hele verhaal, omdat het voor mij een meer dan sprekend voorbeeld is voor wat diaconaat in de samenleving van vandaag kan zijn. En ook moet zijn. En dan niet zeker alleen vanuit de Pauluskerk. Maar breed, in en door de kerk als geheel. Wij hielpen, uiteindelijk doorslaggevend, iemand in nood, ernstige nood, met eerste hulp, noodhulp. Wij bemiddelden richting instanties, die, veel beter dan wij, konden bijdragen aan een eerste oplossing. En wij stelden de misstand van de weigering van hulp door nota bene hulpverleners aan de orde en werkten mee aan het vinden van een eerste structurele oplossing: de komst van straatpsychiaters.

Rotterdam is een prachtige stad. Niet alleen architectonisch. In Rotterdam leven veel mensen met een groot hart. Voor de stad en voor elkaar. Zó heb ik de Rotterdammers leren kennen. Tegelijk kent de stad een aantal ernstige structurele problemen, die om een oplossing vragen, al jaren. Gelukkig onderkent de gemeente een aantal van die problemen en probeert die serieus te veranderen ten goede. De dakloosheid, vooral onder de arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa en de jonge mensen groeit. Ongeveer een derde van de bevolking van Rotterdam, schat ik, leeft onder sociaal en economisch problematische omstandigheden. Of ze nu werk hebben of niet. Vooral als gevolg van armoede en schulden. In Rotterdam werken ongeveer 30.000 arbeidsmigranten uit Midden – en Oost-Europa. Daarnaast zijn er in de stad tussen de 10.000 en 15.000 mensen zonder verblijfspapieren, die niet mogen werken, maar dat natuurlijk wel doen. Ergens in de schermzone van de economie. Corona heeft enorme gevolgen, voor ons allemaal, maar vooral voor deze mensen. Een groot aantal van hen raakt nu hun baan kwijt. Of het nu gaat om de arbeidsmigranten uit de landen van Midden – en Oost-Europa en uit Afrika en Azië of de mensen in de zogenaamde “flexibele schil” van de economie: werkers met een nul-uren- of flexcontract of zzp-ers. Voor veel van hen geldt: geen werk, geen geld, geen woning. Tegelijk trekt de overheid zich terug al jaren en heeft veel van de sociale vangnetten, vooral voor de kwetsbaren, verkleind, aan voor mensen onmogelijke voorwaarden verbonden of gewoon afgeschaft. Een overheid die ook nog onbetrouwbaar aan het worden is. Zie de toeslagen-affaire. En die niet meer bereid een van haar belangrijkste taken te vervullen: op te komen voor de mensen, die het op eigen kracht niet redden, korter of langer. Geen “schild” meer “voor de zwakken”.

Wat staat de kerk, in het bijzonder het diaconaat, nu te doen, tegen de achtergrond van zoveel sociale en economische nood en een overheid, die het in veel gevallen wel gelooft ? En inzet op het wensdenk-geloof van “zelfredzaamheid” en “participatie” ? Daarover nu in de rest van mijn verhaal.

Vooreerst dit. Ontnuchterend. De kerk, het diaconaat, kàn niet de gaten dichtlopen, die overheid en samenleving laten vallen. Ervan uitgaande, dat wij met elkaar blijven geloven in een samenleving van en voor allen. En dus niet alleen voor de sterken, in staat tot het halen van de van bovenaf opgelegde, vaak onhaalbare normen van zelfredzaamheid en participatie. Maar dat betekent niet, dat de kerk, het diaconaat, tot niets in staat zijn. Integendeel. Er is meer dan genoeg werk aan de winkel, juist voor het diaconaat. En het diaconaat kan dat ook. Maar dan wel gedoseerd, met begrip voor haar taken en onmogelijkheden. En dus met een slimme inzet van wat het diaconaat wèl kan en kan bereiken, vooral ten dienste van de meest kwetsbaren in de samenleving. Wat mij betreft vanmiddag vijf bouwstenen voor het diaconaat, nu.

Eén. Eerst drie principes. Vanuit de christelijke, wat mij betreft vooral bijbelse, traditie. Diaconaat behoort tot het wezen van de kerk. Niet iets erbij. Omdat een mens, christelijk gesproken, toch “goed moet doen”. Diaconaat is wezenlijk voor kerkzijn. Zonder diaconaat geen kerk. Sterker, eigenlijk vind ik, dat kerken vooral diaconaal moeten zijn. Niet missionair. Dat zou hun geloofwaardigheid meer dan ten goede komen. Dat is één. Twee. Het bijbelse beeld van een echte samenleving is, dwars tegen alles in volgehouden, steeds weer dat van een samenleving van allen voor allen. Het centrale moment in de christelijke eredienst is elke zondag – of zou dat moeten zijn – dat van de Maaltijd. Mensen samen aan tafel, zonder uitsluiting. Als je alles wat je nodig hebt om te leven met elkaar deelt, is er genoeg voor iedereen. Dàt is het bijbelse beeld. Voor het wenkend perspectief van zo’n samenleving zet het diaconaat zich in. Altijd, onverkort, volhardend en vol overtuiging. Drie. Het gaat het diaconaat in haar inzet ten dienste van de samenleving dus altijd om de cruciale combinatie van “barmhartigheid” en “gerechtigheid”. Een mens in nood sta je bij, ja. Maar je zorgt ook, dat die nood wordt voorkomen. Daar waar het systeem, wetten en regels, dat wat “normaal” gevonden wordt, mensen steeds weer in die nood plaatsen. Het een: barmhartigheid, kan, diaconaal gesproken, nooit zonder het ander: gerechtigheid. Tot zover de principes.

Twee. Helpen waar geen helper is. Geef eerste hulp, noodhulp, aan elk mens, ongeacht, die dat nodig heeft en die op dat moment niet in staat is dat zelf te doen, om wat voor reden dan ook. Een mens in nood is een mens in nood. Zoals wij deden met die Hongaarse man, daarnet. Helpen betekent dus ook: zorgen dat die opvang, zorg, hulpverlening, medisch en maatschappelijk, werkelijk goed is, aan zo hoog mogelijke eisen voldoet. Vanuit de kerk geen half werk. Het betekent ook actief een zo groot mogelijk netwerk bouwen van organisaties – hulp- en zorg-organisaties, ziekenhuizen, klinieken, overheid – die, beter dan jij, in staat zijn bij te dragen aan een structurele oplossing voor mensen. Voor die man konden wij bemiddelen richting de kliniek. Dan houd je het vol als diaconaat. En noodhulp betekent ook: samen met mensen een vloertje leggen in  hun levenskracht – weer licht en perspectief in hun ogen – met allerlei activiteiten, tot en met die van Kunst en Cultuur, zoals we daarnet met overtuiging hoorden van Thamar.

Drie. Diaconaat, kerk is ook: niet bang zijn voor maatschappelijke actie. Integendeel. Zorg, dat er structureel verandering komt in de positie van mensen die steeds weer aan de verkeerde kant van de streep zitten. Het is wat de Pauluskerk destijds deed rond de dakloze heroïne-verslaafden. Het is wat we deden rond ongedocumenteerden met de Bed-Bad-Brood-campagne, rond de dak- en thuislozen met de Rotterdamse Daklozendagen, met het slapen op straat tijdens de vrieskou voor een andere Winterregeling, wat we nu doen rond de dakloosheid van arbeidsmigranten, zoals de man van daarnet, met Perspectiva Pauluskerk en ons verzet tegen hun zwakke positie op de arbeids- en woningmarkt. Steeds weer zichtbaar maken wie de kwetsbare mensen zijn, hoe zij er aan toe zijn en hoe dat komt. En zo draagvlak bouwen in samenleving en politiek voor verandering, overal waar dat nodig is en ongeacht wie dat betreft. Omdat je mensen daadwerkelijk helpt, heb je voor die maatschappelijke actie ook het nodige gezag.

Vier. De kerk is niet meer alom aanwezig. Dat is een feit. En niet alleen maar slecht. Dat betekent niet, dat kerken machteloos zijn. Integendeel. Het betekent de dingen anders aanpakken en vooral slimmer. Maak jezelf als kerk dus tot een breed platform in de stad voor sociale verandering. Er leeft bij zoveel mensen in de samenleving behoefte aan heel anders omgaan met de Aarde, aan anders omgaan met elkaar. Het is de taak van de kerk, het diaconaat, de vaak ongerichte “urgency” bij mensen – het gevoel: ik wil daar wat aan doen, maar wat ? – te richten op een helder doel en op wat concreet gedaan moet worden. Zoals we dat bijvoorbeeld hebben gedaan door het van de grond tillen van de beweging Warm Rotterdam, die nu zelfstandig opereert in de stad. Van “arm” naar “warm”, weg met armoede en schulden in de stad. In een stad vol armoede willen wij niet wonen. Dat soort “urgency” van onderop bundelen en richten, daar gaat het om bij diaconaat.

Vijfde bouwsteen. “Overwin het kwade door het goede”. Het is de taak van het diaconaat, vanuit de bijbelse traditie, bij te dragen aan een ànder groot verhaal over wie wij mensen zijn en waartoe wij zijn bestemd. Een totaal ander verhaal dan snel geld verdienen om eeuwig gelukkig te zijn of cash-cow voor het zoveelste nieuwe verdienmodel van een nog groter bedrijf, dat ons per saldo tot de bedelstaf brengt. Een samenleving kan alleen bestaan bij de gratie van “tough love”. Echte liefde voor elkaar is zo’n beetje het lastigste dat er is. Maar dat betekent niet, dat wij mensen het niet kunnen. Integendeel. Wij zijn erop aangelegd. Het bijbelse verhaal geeft ons als leidraad twee woorden mee. “Behoeden” en “bewaren”. In “behoeden” klinkt in het Hebreeuws iets mee van een ander, alle leven, groot maken en niet klein. In “bewaren” klinkt in het Hebreeuws iets mee van jezélf klein maken, ondergeschikt, dienstbaar met alles wat er in jou is aan de Aarde en alles wat daarop leeft, de mensen incluis. Het gaat bijbels gesproken altijd om “tough love”, zoals wij probeerden te doen voor die man van daarnet. Liefde is in de bijbel nooit een soft concept. Het is liefde van een onvoorwaardelijk soort, met alle volharding en moeite en geduld en empathie die daarbij horen. Om die onvoorwaardelijke inzet voor alles wat leeft, inclusief homo sapiens, gaat het bij diaconaat, ook nu.

Dick Couvée, Pauluskerk, Rotterdam, 13 november 2020

Soli Deo Gloria