Tina

Tina: ‘Dit werk heeft me veranderd, ik ben veel blijer geworden’ 

Tina is sinds anderhalf jaar vrijwilliger in de Pauluskerk. Ze reageerde op een oproepje in een huis-aan-huisblad. Na een rondleiding dacht ze direct: Dit is wat voor mij. Dus begon ze op de dinsdag in de kledingwinkel en in het Open Huis op donderdag. Inmiddels verzorgt ze eens in de veertien dagen ook op zondagavond het brood, de koffie en de thee. Ze is vaste invalkracht op de maandagmorgen en is vaak bereid om ook op andere tijdstippen bij te springen.

 “Oorspronkelijk kom ik uit Duitsland, dat kun je nog steeds horen. In de zomer van 1991 kwam ik met mijn Nederlandse inmiddels ex-man naar Nederland. De eerste zeven jaar woonden we in Spijkenisse, sinds 1998 ben ik Rotterdammer.

Ik heb zes kinderen gekregen, drie jongens en drie meisjes. Ondanks dat ik twee keer getrouwd ben geweest, was ik vaak alleen met de kinderen. Dat was niet altijd gemakkelijk. Nu woon ik alleen met mijn zoon van bijna 18. Het is goed zo.

In het Open Huis keken de mensen eerst wel een beetje vreemd naar me: ‘Wat is dat er voor eentje?’ Ik heb maar een beetje teruggekeken. Nu ben ik helemaal gewend en vind ik het hier heel leuk. Je ziet hier van alles, het is er gezellig met de mensen en de muziek. Ja, ik zou er elke dag wel kunnen werken.  Soms zijn de bezoekers wel eens boos of ze praten stoer. Maar ik zal nooit naar hen uitvallen. Oké, één keertje, toen was iemand echt irritant. Toen ben ik ook boos geworden.

Ik weet hoe het is, als je niks hebt

Bezoekers hebben veel problemen, maar laten dat niet zo zien. Ik weet hoe het is. Meer dan twintig jaar geleden heb ik zelf een paar maanden op straat geleefd. Ik weet hoe het is, als je geen geld of niks hebt. Toch praat ik nooit met bezoekers over mijn of hun situatie. Dat vind ik moeilijk, ik ben immers geen maatschappelijk werkster. Ik weet niet hoe ik moet reageren. Ik zeg dan: ‘U moet naar het maatschappelijk werk, ik kan u niet helpen’, Maar ik luister wel.

En ik maak grapjes. De bezoekers vinden mij ook leuk, als ik het zo hoor. Dat doe ik dan blijkbaar goed.

Als Duitse ben ik gek op Kerst. Het afgelopen jaar heb ik het Open Huis versierd met allemaal kerstspulletjes. Het gaf een fijne sfeer en bezoekers vonden het mooi. Ik heb beloofd dat ik volgend jaar ook het Kerkplein mooi ga maken, het liefst met een echte kerstboom.

Soms doet mijn hart pijn

Werken in de kledingwinkel vind ik een beetje saai. Het is er te rustig naar mijn zin, er komen te weinig klanten. Als er kleren gebracht zijn, kijk ik eerst of ze schoon zijn. Zo niet, dan komen ze in zakken waar WEG op staat. Die worden verzameld en later opgehaald. En als we een aantal kilo’s verzameld hebben, krijgt de Pauluskerk daar iets voor. Dan levert het toch nog iets op. De kleding die heel is en schoon wordt opgehangen en voor een klein prijsje verkocht. Als het heel rustig is dan neem ik knutselmateriaal mee en vermaak ik me wel.

Ik ben Evangelisch, maar ik ga niet naar de kerk. Als de Pauluskerk een buurthuis of een moskee was geweest, was ik ook komen helpen. Gewoon omdat ik voor de bezoekers iets wil betekenen. Soms vind ik dat de regels voor de bezoekers wel een beetje streng zijn. En ik vraag me af waarom de koffie en thee niet gratis zijn. Sommige mensen hebben echt geen geld. Dan doet mijn hart pijn. Dan maak ik een uitzondering. Ik ken de mensen nu goed en weet wel wie echt niets heeft.

Als ik een keer niet kan, mis ik de Pauluskerk echt

Ik doe misschien niet veel, maar ik heb wel het gevoel dat ik mensen help;

dat ik er ben en af en toe kan luisteren. Of een potje voetbal spelen of een grapje maken. Ik heb mezelf met het vrijwilligerswerk eigenlijk ook geholpen. Voorheen zat ik alleen maar thuis, met mijn zoon en mijn hondje Bobby – die kort geleden overleden is. Ik kwam met niemand in contact. Het werken in de Pauluskerk heeft mij veranderd.  Ik ben opener geworden. Vroeger had ik het niet gedurfd om zo met vreemde mensen te praten zoals ik nu doe. Ik ben veel blijer.

Als ik een keer niet kan of ziek ben, dan mis ik de Pauluskerk echt. Soms kom ik  even extra langs voor een bakkie koffie. Dat hoeft niet, maar ik doe het wel. Het is een beetje een tweede thuis. Als ik hier zou moeten stoppen, dan zou ik het echt missen.”