Straatarts Thea: “Leven op straat in de winter is keihard.”

Sommige dingen die mensen mij vertellen lijken zo weggelopen uit een kerstverhaal, vertelt Thea Noga, straatarts in de Pauluskerk. Maar meestal is de realiteit anders. “Het leven op straat in de winter is keihard.”

“Het was een paar jaar geleden, kort na Kerstmis”, vertelt Thea. “Een jonge man kwam op mijn spreekuur. Ik vroeg hem hoe hij de Kerstdagen had doorgebracht. Hij glunderde dat hij twee dagen in het Hilton had geslapen. Een voorbijganger had die nachten voor hem betaald. Het was iemand die hij nooit eerder had ontmoet.”

Zoiets had ze in de tien jaar dat ze in de medische dienst werkt niet eerder gehoord. “De meeste verhalen zijn een stuk grimmiger. Het leven op straat in de winter is keihard. Buiten slapen in de kou is een enorme aanslag op je lichaam. “Mensen krijgen  luchtwegproblemen en verkleumde handen. Sommigen hebben verweekte voeten, waarvan het vel los laat. We hebben geen klimaat om buiten te leven.”

De straat
Zeker 150 mensen slapen op straat in Rotterdam. Ze zijn weggestuurd bij een opvanglocatie, bijvoorbeeld omdat ze moeilijk gedrag vertonen. Sommige mensen hebben geen geldige verblijfspapieren en hebben daarom geen recht op opvang. “En de laatste jaren zien we steeds meer mensen uit Midden- of Oost-Europa,” vertelt Thea.

Deze laatste groep, de arbeidsmigranten, zijn hier gekomen om te werken. Hun arbeidscontract is vaak gekoppeld aan hun wooncontract. Als het werk ophoudt staan ze soms van de ene op de andere dag op straat. Zonder werk en adres raken ze vaak ook hun zorgverzekering kwijt. Opvang of hulp is er meestal niet.

Maar op straat gaat het hard bergafwaarts. “Laatst nog iemand uit Letland. Zijn benen lagen helemaal open, door problemen met zijn bloedvaten. We gaven hem steunkousen tegen spataderen, maar daar kon hij niet lang mee blijven lopen. En zéker niet buiten slapen.”

“Om de pijn en ellende te verdoven grijpen mensen naar alcohol,” vertelt Thea. “Ze raken betrokken bij vechtpartijen. Ik behandel ze voor gebroken ribben, waarmee ze soms gewoon hebben doorgewerkt. Deze herfst zag ik iemand met een volledig gebroken kaak. Hij lag op straat te slapen toen dronken jongeren langs liepen, die hem vanuit het niets zijn gaan schoppen. Mensen komen ’s morgens op slippers de Pauluskerk binnen, terwijl we ze goede schoenen meegeven. Die worden op straat weggekaapt zodra je hoofd de grond raakt. Op straat ben je vogelvrij.

Ondanks de soms ernstige medische problemen, stellen mensen die dakloos zijn doktersbezoek vaak uit. “Ze hopen dat hun klachten vanzelf overgaan en komen pas als de problemen heel erg zijn”, vertelt Thea. “Met soms onomkeerbare schade. Mensen die blind zijn geworden door een verwaarloosde ooginfectie. En laatst een jonge vrouw, die op het eerste oog hoogzwanger leek. Ze bleek al tijden rond te lopen met een tumor in haar buik. Mensen die dakloos zijn sterven gemiddeld 15 jaar eerder dan anderen.”

Gelukkig zijn er ook positieve verhalen, zoals van de man die in het Hilton sliep. Mensen slapen soms bij familie of vrienden. Thea: “Een collega vertelde hoe zij na haar werkdag met een tas vol boodschappen naar een coronapatiënt ging, die verder niemand had. Dat vind ik zo inspirerend: om te zien dat er altijd mensen zijn die zeggen ‘dit kán zo niet’ en die inspringen.”

Een ander lichtpunt is de samenwerking met de specialisten in de ziekenhuizen, vindt Thea. “Die is de afgelopen jaren erg verbeterd. Vroeger konden we patiënten alleen doorverwijzen als er een medische noodzaak was. Veel mensen waren uitgesloten van zorg. Frans Sikkens, de straatarts die ik hier ben opgevolgd, is daarop blíjven hameren. Hij haalde de minister naar de Pauluskerk, Ab Klink, en vertelde hem hoe hopeloos het was. Dat kwam binnen. De minister regelde een potje bij de ziektekostenverzekeraars en dat is er vandaag nog steeds. Het kan dus wél. We kúnnen zorgen dat mensen krijgen wat ze nodig hebben. Als we maar willen.”