Patriarchaat revisited

door: Dick Couvée

De mislukte man. Het is de titel van een boek van Jacob Slavenburg. Een  cultuurhistoricus, die een aantal boeken schreef over stromingen en opvattingen in het vroege christendom. De mislukte man gaat over vrouwen en seksualiteit in het christendom. Die mislukte man is dus een vrouw. Vrouwen, alle vrouwen, werden in grote delen van dat oude christendom gezien als minderwaardige wezens, als representanten van het kwaad. Met Eva als de oermoeder van alle ellende, de wortel van het kwaad. Niet zozeer voor vrouwen. Maar vooral voor mannen. Het boek gaat over die wonderlijke combinatie van diepgewortelde vrouwenhaat en de angst voor lustgevoelens. De titel is in feite een citaat van een van de grote leraren der kerk, Albertus de Grote, theoloog en heilige, die leefde en werkte in de 13e eeuw. In een van zijn werken, zegt hij: “De vrouw kent geen trouw. De vrouw is een mislukte man en bezit vergeleken met de man een gebrekkige en foutieve natuur. Daarom is zij onzeker van zichzelf”. Waarvan acte. Van zo’n benadering zou je op zichzelf al onzeker worden.

Waarom maak ik van dit alles nu een punt ? De uitspraak dateert van lang geleden. Dat het christendom niet al te vrouwvriendelijk was en is, dat weten we wel. Dus, what’s the point ? Dit. Ik heb jaren gedacht – en velen met mij, denk ik – dat het gelukkig met de positie van vrouwen in onze samenleving de goede kant op ging. Langzaam, te langzaam, dat wel, maar zeker. Steeds meer echte waardering voor hun zijn en voor hun inbreng, steeds meer vrouwen ook op belangrijke en gezaghebbende posities in de samenleving. Ik beschouwde dat als een soort blijvende verworvenheid. Het tijdperk van vrouwonvriendelijkheid en vrouwendiscriminatie lieten we nu echt achter ons. De laatste tijd ben ik daar niet meer zo zeker van. Over de rechterflank is men bezig met een soort inhaalslag, lijkt het. Ik hoor sommige mannen – en zeker niet de minsten – dingen zeggen, zie hen dingen doen, waarvan ik gruw en waarvan ik denk, dat hadden we toch gehad. Triest “voorbeeld” daarvan is zeker de huidige president van de Verenigde Staten van Amerika, die openlijk grossiert in uitspraken en handelingen, waaruit overduidelijk blijkt, dat hij vrouwen ziet en behandelt als een minderwaardig soort homo sapiens. Met als triest hoogtepunt zijn uitspraken tijdens de verkiezingscampagne twee jaar geleden: “Weet je, ik voel me automatisch aangetrokken tot mooie… ik begin ze te zoenen. Het is als een magneet. Ik zoen. Ik wacht niet eens. Als je een ster bent, dan laten ze het toe. Je kunt alles doen. (…) Grab them by the pussy. Je kunt alles doen”. Voor wie denkt, dat hij de alfaman is, dat alle mannen alfa’s zijn, is zoiets geoorloofd, uiteraard. Maar ook dichter bij huis speelt het. En dan in een wat nettere vorm. Op het oog. Bij de heer Baudet, die vragen begint te stellen bij het recht op abortus en de positie van vrouwen in samenleving en gezin. Vormen vrouwen die een maatschappelijke carrière willen maken inderdaad een bedreiging voor familie en gezin ? Wie op die vraag ja zegt, komt al snel in de richting van het definiëren van het “wij” als vooral of uitsluitend mannelijk en patriarchaal. En dat is natuurlijk precies waar het Baudet in zijn nostalgische terugverlangen à la Oswald Spengler naar een geïdealiseerd Europa of verleden om is begonnen. Wij is mannelijk, niet vrouwelijk, vindt hij eigenlijk. Hupsa, zo’n beetje de helft van onze samenleving eruit gedefinieerd. Baren voor het vaderland en verder niks. That’s it. Voor vrouwen. Volgens Baudet. Maar de herleving van het patriarchale speelt ook op straat, gewoon in Rotterdam. Zoals bijvoorbeeld blijkt uit onderzoek van onze dochter Vera naar de gedragingen van Rotterdamse jonge mannen op straat in de richting van jonge vrouwen en de dingen die zij ongestraft menen te kunnen zeggen of doen. Vrouwen zijn om te hebben voor mannen – ook de jonge – en worden geacht te doen wat hen belieft of ze dat nu willen of niet. Patriachaler kan het haast niet, en dat in deze tijd !

Het zijn borderline-times, zegt psychiater Dirk de Wachter. Volgens hem zijn wij zo langzamerhand zo op onszelf gericht geraakt, dat wij niet meer weten waar het eigenlijk om gaat. Zijn wij ten diepste leeg en eenzaam zijn geworden. Te midden van alle uiterlijke rijkdom zijn wij existentieel eigenlijk onvoorstelbaar arm. Ik weet niet goed of en hoe honderden jaren van mannelijke dominantie daaraan hebben bijgedragen. Eén ding weet ik wel. Wij kunnen het ons als samenleving op geen enkele manier meer permitteren een deel of zelfs 50% van de mensen met wie wij samenleven als minderwaardig te zien of haatdragend of respectloos te behandelen. Het is alle hens aan dek, als het gaat om mensen, als het gaat om planten, als het gaat om dieren, als het gaat om de aarde. Het gaat om de inzet van alle mogelijkheden die het totale palet van homo sapiens te bieden heeft. Die van vrouwen èn van de mannen. Vrouwenhaat, vrouwen in de beklaagdenbank zetten op grond van hun vrouwzijn op welke manier dan ook, zij zijn respectloos en liefdeloos, ja. Maar zij zijn vooral ook buiten de orde, de maatschappelijke én de bijbelse orde. Ieder is van ons is meer dan hard nodig, als het erom gaat werkelijk iets te doen aan de grote vraagstukken van onze tijd.