Land en volk

(door: Dick Couvée)

Twee weken geleden waren Jan van den Bos, Wim Nottroth en ik namens de Pauluskerk in Palestina en Israël. Doel van onze reis vooral: de banden met onze Palestijnse vrienden en vriendinnen van de Lutherse kerk en de school van Beit Sahour in de bezette Westbank weer aanhalen om zo te komen tot een constructieve samenwerking de komende jaren op basis van gelijkwaardigheid. Wij zagen een gebied, verscheurd en geteisterd door bezetting, separatie en apartheid, op basis van exclusieve landclaims en gevoelens van superioriteit[1].

“Ga, jij, uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten, en ga naar het land dat ik je zal wijzen”, zegt Genesis 12. Met de figuur van Abram komt een wereldwijde geloofsbeweging op gang richting “beloofd land van God”. Waar dat land te vinden is, dat wordt niet gezegd. Niemand van ons weet dat precies. Het is geen vaste plek op de kaart. Het beste bijbelse antwoord is, denk ik: overal, daar waar mensen werkelijk “beloofd land” zoeken. Wie dus aan deze oproep aan Abram, aan de bijbelgedeelten in Genesis, ook maar iets ontleent van landclaim, van: deze plek op aarde is van mij, mijn onvervreemdbare bezit, voor mij alleen, heeft slechte papieren en zit er volkomen naast, bijbels gesproken.

“Ik zal dit land aan jouw nakomelingen geven”, zegt Genesis 12. Die tekst is samen met vele andere bijbelse teksten aanleiding geweest voor nog een ander soort claim. Die van uitverkoren volk. In Deuteronomium 7 staat: “Want u bent een volk dat aan de Heer, uw God, is gewijd. U bent door hem uitgekozen om, anders dan alle andere volken op aarde, zijn kostbaar bezit te zijn”. Hoevele malen heb ik het al niet gehoord: zie je wel, het staat er toch: Israël of de Joden zijn het uitverkoren volk. Dat is bijbels gesproken maar de vraag. In ieder geval niet zomaar. Altijd weer in de bijbel klinken die verkiezingsteksten binnen het raamwerk van het verbond van Abram’s nakomelingen met God. Het gedeelte uit Deuteronomium 7 eindigt met deze zin: “Neem daarom de geboden, wetten en regels die ik je vandaag voorhoud zorgvuldig in acht”. Als er al sprake is van uitverkiezing van Abram’s nakomelingen, dan altijd voorwaardelijk. Wie niet leeft in Gods’ geest en dus niet actief bijdraagt aan een samenleving waarin recht en gerechtigheid gelden, kan niet worden gerekend tot Abram’s nakomelingen en is daarmee niet uitverkoren. Maar er speelt nog iets diepers. In die nieuwe, allesomvattende wending die zijn aanvang neemt in dat “ga, jij” van Abram, wordt uiteindelijk de geldigheid van alle normale menselijke verbanden, grenzen en onderscheidingen opgeheven. Doorslaggevend en cruciaal in alles is steeds weer, dat de bijbelschrijvers geloven, dat God in Abram – en Sara – iets nieuws begint. Van een totaal andere orde dan waar wij mensen doorgaans in vastzitten, wat wij voor normaal en gewenst en legaal houden. Bepalend daarin zijn niet mijn afkomst, mijn bloed, mijn bodem, mijn nationale of religieuze identiteit en alles wat mensen maar kunnen verzinnen om zichzelf op grond daarvan anders, superieur, first, back in controll of Über te achten. Elke claim van ons mensen daarop, vroeger en nu, de hele geschiedenis lang, wordt in de bijbel uiteindelijk radikaal onder uitgehaald. Die beweging van mensen nieuw, anders, dat nieuwe “volk van God”, dat God in Abram en Sara op gang brengt, is ten diepste een geloofsgemeenschap. Een gemeenschap van mensen, over alle menselijke grenzen, onderscheid, discriminatie, racisme, antisemitisme heen. Richting beloofd land. Dat is: momenten, plekken, situaties, pleinen, straten, steden, waar  eeuwigheid op aarde doorbreekt en zicht begint te komen op recht, omdat voortdurend wordt gebouwd aan de waardigheid van alle mensen op die plek. Wie dacht, dat mensen of volken of groepen aanspraak zouden kunnen maken op een bijzondere status op grond van superioriteit of een eigen, exclusieve plek onder de zon, al of niet door God geschonken, komt bijbels gesproken bedrogen uit. Dat geldt voor ons nu in Europa, in Nederland. Dat geldt voor Israëli’s en Palestijnen in die smalle strook tussen zee en Jordaan. Als er al sprake is van uitverkiezing, dan geldt die àlle mensen en niet een paar. “Zalig de barmhartigen, want zij zullen de aarde beërven”. Dan geldt die de hele aarde en niet alleen de mensen. “De aarde en haar volheid zijn (immers) des Heren”.

[1] Ik maak nog een verslag van onze reis, dat u apart zal worden toegzonden