Bestaanbaar – onbestaanbaar

(door: Dick Couvée)

Kort geleden was ik 10 jaar als predikant verbonden aan de Pauluskerk. Dat is niet altijd makkelijk geweest, maar ik ben er zielsdankbaar voor. Zo’n lange periode, een belangrijk deel van mijn leven, geeft ook aanleiding tot reflectie. Iets van die reflectie wil ik graag delen.
De bezoekers van de Pauluskerk zijn vaak gevoelige, creatieve en in meerdere opzichten begaafde mensen met een grote belangstelling voor allerlei vormen van kunst en cultuur. Of het nu gaat om muziek, theater, toneel, fotografie, schilderen of tekenen. Velen van hen ontberen om allerlei redenen de hardheid, handigheid en discipline om te voldoen aan de eisen van onze samenleving, die veel van hen te ingewikkeld, te hard en te dynamisch is. Ik vraag me steeds vaker af of je dat hen moet aanrekenen. Of juist niet. Het kabinet dat aantrad onder naam Rutte III muntte bij haar ontstaan het begrip “gewone, normale” Nederlander . “Er ligt een akkoord waarbij gewone, normale burgers er écht op vooruit gaan”, sprak de minister-president, destijds nog in spé. En de rest dan ? Ik weet eerlijk gezegd niet zo goed wie dat is die “gewone”, “normale” Nederlander. Diep in mij is er steeds een stem, die zegt, dat er iets niet klopt. Dat de bezoekers van de Pauluskerk grosso modo niet behoren tot die “uitgelezen” categorie. En dat ik dat zelf ook niet doe. En zeker niet wil. Altijd weer die onweerstaanbare behoefte van politiek en samenleving om te bepalen wie vriend is en wie vijand. Alijd weer die onweerstaanbare behoefte om iemands identiteit te zien als een vast gegeven en om mensen te persen in een vaste, voorgegeven mal. Wie er in past, deugt en hoort erbij. Wie er niet in past, deugt niet en hoort er niet bij. Wordt loser genoemd. Of onrendabel. Of illegaal. Of crimineel. Zoals de mensen van de Pauluskerk wordt aangedaan. Ik geloof juist, dat je identiteit niet in beton te gieten is. Van patriottische of nationalistische of joods-christelijke snit. Maar iets flexibels. Mijn identiteit vind ik in de omgang met andere mensen. Mensen die vaak anders zijn, doen, reageren dan ik. Er is dus alle reden om de woorden “‘loser”, “onrendabel”, “illegaal” of “crimineel” te beschouwen als geuzennamen. Er geen plek in Rotterdam of in Nederland waar ik wie ik ben en wie ik niet ben, waar ik voor sta en waar ik niet voor sta, waarin ik zwak ben en juist sterk, zo wezenlijk en fundamenteel heb ontdekt als juist de Pauluskerk. Die wonderlijke, bestaanbaar-onbestaanbare plek in Rotterdam. En dan juist aan de mensen die daar komen.

Veel van onze bezoekers maken verhalen, gedichten, kortom kunst, elk op hun eigen manier. In de kunst spreek je elkaar als mensen aan op het niveau van de emotie. Niet op het niveau van het verstand of je geld, je stand of je zakelijke vermogens. Maar van de emotie. Dat wil zeggen, vooral op de plekken in je, in ons allemaal, waar het niet wil, waar het kraakt en piept. Op plekken in jezelf, in elkaar van kwetsbaarheid en zwakheid. Waar mensen dat doen, ontstaat stevast iets van openheid, omdat je geraakt bent of wordt. Openheid voor wat elk mens nodig heeft om werkelijk verder te kunnen. Openheid voor het nieuwe, losse (niet die vaste mal), onvermoede, onmogelijke. Niet deze samenleving met zijn harde indeling en grenzen. Jij wel erbij. Jij niet. Maar iets beters, groters, zachters, warmers. Voor jezelf en voor elkaar. De Pauluskerk is de welbewuste, bijbels gefundeerde poging te komen tot een inclusieve samenleving. Een poging te komen tot een wereld waarin alle vormen van racisme en uitsluiting en onverdiende privileges alleen maar goed zijn voor de mestvaalt van de geschiedenis.

Tijdens de algemene beschouwingen in de Tweede Kamer zag ik “normale” politici elkaar persoonlijk en onder de gordel raken. Zag ik VVD-fractieleider Dijkhoff de zoveelste wanstaltige proefballon op laten om te kijken of “normaal” Nederland inmiddels al voldoende afstand heeft genomen van de rechtsstaat: wie zich misdraagt in een probleemwijk moet dubbel worden gestraft. In de week daarvoor waren we met bijna 80 bezoekers en vrijwilligers van de Pauluskerk een dag uit naar Zeeland, naar Neeltje Jans. Er is die dag geen onvertogen woord gevallen. Integendeel, wij genoten met elkaar en van elkaar. En ik dacht: wat een voorrecht, dat ik al tien jaar deel mag uitmaken van deze groep mensen. Gods nieuwe wereld in het klein. Bestaanbaar. Toch.