Wit privilege

door Dick Couvée

Er zijn in Nederland talloze mensen die in de marge van de samenleving verkeren. Of beter: mensen die er door de meerderheid van de Nederlanders toe veroordeeld zijn om een bestaan in de marge te leiden, om wat voor reden dan ook. Dat geldt voor anders dan wit gekleurde mensen, voor holebi-mensen, voor transgenders, voor mensen zonder verblijfspapieren. Eigenlijk voor alle mensen die afwijken van het dominante patroon van wat verondersteld wordt Nederlands te zijn: wit, heteroseksueel, met diploma’s, hoger of lager, middenklasse. Al die mensen leven binnen die beperkte ruimte van de Nederlandse 34.000 vierkante kilometer. Maar de omstandigheden waaronder die niet-standaardmensen moeten leven verschillen hemelsbreed van de rest. Het overgrote deel van die rest heeft daarvan geen idee, wil daarvan geen idee hebben of roept: “Dan moet je je maar aanpassen of je vertrekt maar.” Zie bijvoorbeeld de mijns inziens nogal goedkope en weerzinwekkende brief “Aan alle Nederlanders” van afgelopen maart, ondertekend door de heer Rutte waarin hij aangeeft: “Wij voelen een groeiend ongemak wanneer mensen onze vrijheid misbruiken om hier de boel te verstieren, terwijl zij juist naar ons land zijn gekomen voor die vrijheid.” Ik voel juist een groeiend ongemak bij dit soort zinnen. Tot die benauwende, geprivilegieerde “Wij” wil ik niet gerekend worden, ook niet door de heer Rutte. Daarvoor waren deze zomer twee aanleidingen. In de eerste plaats de hernieuwde ontmoetingen met de bezoekers van de Pauluskerk, vooral de vluchtelingen. Ik kom tamelijk bruin gebrand terug van een vakantie. Voor hen is leven “gewoon” doorgegaan. Voor de zoveelste keer is hun verzoek om verblijf door de IND afgewezen, zeker voor een aantal van hen op zeer discutabele gronden. Weer heb je hoop en verwachting opgebouwd, weer zag je die vervliegen. Geen huis, geen werk, geen toekomst, geen zinvolle bijdrage kunnen leveren. Hebben “wij”, witte “normale” mensen, enig idee wat dat met deze mensen doet? Doen “wij”, witte “normale” mensen, enige moeite om ons in hen en in de uitzichtloosheid van hun bestaan te verplaatsen? Toen ik hen weer sprak, wist ik – bruingebrand en wel – niet zo goed wat ik moest of bracht iets uit van: “We gaan kijken wat we nu voor je kunnen doen.”

In de tweede plaats het lezen van een helder, prikkelend, maar soms pijnlijk boek: “Hallo, witte mensen” van Anousha Nzume1. Op een humorvolle, trefzekere manier laat zij zien hoezeer het “tolerante” Nederland volop in de ban is van racisme, expliciet, maar vooral impliciet. Hoezeer “wit” de norm is en de hiërarchie bepaalt en dus wat “normaal” is. “De helden, de intelligente mensen, de knappe en succesvolle mensen met complexe karakters wier verhalen wij te zien krijgen, zijn doorgaans wit, terwijl we van mensen met een kleur en zwarte mensen vooral vlakke, stereotiepe en ondersteunende karakters te zien krijgen”. Hetzelfde geldt voor zogenaamde “illegale” mensen of beter door ons tot illegaal verklaarde mensen. In al die jaren Pauluskerk heb ik vaak gedacht: jij bent verklaard tot “illegaal”, “gelukzoeker” en dus “crimineel”, maar de manier waarop jij in het leven staat, het volhoudt, doorzet en doorzoekt naar een zinvol bestaan, toch, kan menige witte, “normale” Nederlander tot voorbeeld strekken. Waarom jij niet als rolmodel?

De Pauluskerk is de welbewuste, bijbels gefundeerde poging te komen tot een inclusieve samenleving. Een poging te komen tot een wereld waarin alle vormen van racisme en uitsluiting en onverdiend privilege alleen maar goed zijn voor de mestvaalt van de geschiedenis. Als de Ene de “vader en moeder” (en dus niet: man, wit, heteroseksueel etc.) is van alle mensen, dan moet zo’n samenleving toch in het verschiet liggen!? Zoiets geloof je, zoiets hoop je, naar zoiets werk je toe. Een van de hoofdstukken in Nzume’s boek heet “Witte verlossers”. “Een witte verlosser is een wit, westers persoon die mensen in “ontwikkelingslanden” ver weg of in “achterstandswijken” in de eigen stad wil “helpen” zonder zich enigszins bewust te zijn van het eigen witte privilege, van mondiale machtsstructuren, van zijn/haar bijdrage daaraan, of van de cultuur en situatie van “zielige” mensen die ze uit de goedheid van zijn/haar witte, westerse hart proberen te “redden”. Andere, “zielige” mensen als decor voor je eigen ontwikkeling, inspiratie en o, ja: “passie”. Dit is iets, vind ik, dat elke goedwillende Nederlander zich aan moet trekken. Maar ook de Pauluskerk is soms niet vrij van zo’n verlossingscomplex. Het is goed, dat de Pauluskerk open staat voor iedereen, zonder aanzien des persoons. Dat doen we met opvang, zorg en hulpverlening, met zinvolle dagbesteding en bouwen aan waardigheid. Maar we kunnen nog een stap verder. Mensen in de marge hebben minder baat bij mensen die voor hen op de bühne staan om hun verhaal te doen. Mensen in de marge hebben vooral baat bij echte bondgenoten. Lees: mensen die het mogelijk maken dat zij zelf op de bühne staan en hun eigen verhaal doen en zichtbaar maken. Dat staat ons in en vanuit de Pauluskerk te doen het komende jaar, als het gaat om armoede en om de positie van de mensen zonder verblijfspapieren.