Het ultieme

door Dick Couvée

In het Kerkcafé op de dinsdag hebben wij na de zomer ons opnieuw gestort op wat de bijbel noemt “God”. Steeds weer doen we dat vanuit de gedachte, dat de bijbel over “God” spreekt in beelden. Vaak beelden van “God” als een persoon met vaak herkenbare, menselijke eigenschappen. Steeds meer komen we erachter, dat wie die beelden letterlijk gaat nemen, in de echte realiteit van het leven bedrogen uitkomt. “God” is ook in de bijbel uiteindelijk niet een persoon, die dit of dat zegt, doet, vindt of hoort. “God” staat voor iets anders. Dat wat je ‘het ultieme” zou kunnen noemen. Dat wat uiteindelijk, na eeuwenlang schuren en schaven van en door de generaties, zich bewezen heeft als van belang om iets te proeven van het geheim van wat het (menselijke) leven de moeite waard maakt. In het Kerkcafé “bedrijven” wij theologie “van onderop”. Wie iets zinnigs wil zeggen over wat de bijbel “God” noemt, moet beginnen “onderop”, bij de mensen, de dieren en de planten. Zo merken wij steeds meer. En niet van bovenaf. De bijbel doet dat zelf ook. Een beetje zoals die beroemde, voor sommigen beruchte uitspraak van professor Harry Kuitert, die onlangs op 92-jarige leeftijd overleed: “Alle spreken over boven komt van beneden”. Dat proberen we samen te doen.  Niet als een verlegenheidsoplossing. Maar als iets, dat de kracht in zich heeft wat de bijbel “God” noemt op het spoor te komen. Sterker: als iets actueels en relevants, dat ons vandaag de dag kan helpen om tot humaniteit te komen. Wij mensen zijn mensen, dat is duidelijk. Maar als mens menselijk worden, tot humaniteit komen, dat is nog een hele klus.

Wij mensen hebben beelden van “god”. Gelovig of niet, zij zweven in ons onderbewuste. Die beelden hebben invloed, nog altijd, op de beelden die wij hebben over het leven, hier en nu. Wat dat is, waarom het is zoals het is, hoe het zou kunnen zijn, hoe het zou moeten zijn. Veel van die beelden helpen ons de verkeerde kant op. Weg van humaniteit. Als je aan mensen – gewoon op straat bijvoorbeeld – vraagt of ze in “god” geloven, zeggen de meesten ja. Ze geloven, dat er wel “iets” moet zijn. “God” stellen ze zich voor als een “allerhoogste macht” of een “Opperwezen”, dat de boel hier op aarde tenminste een beetje regelt en aan de gang houdt. Dat hoeven wij mensen niet te doen. Daar is “God” voor. Misverstanden zijn er ook in de traditie van de christelijke kerk zelf, of het nou om rooms-katholieken gaat of om protestanten. Onder invloed van de Griekse – en dus nietde joodse – manier van denken, is eeuwen- en eeuwenlang de nadruk gelegd op “God” als het Eerste of het Ene. “God” die alles in beweging brengt, maar zelf totaal onbewogen blijft. Hele generaties – ik denk ook veel mensen onder ons, het geldt ook voor mij – zijn opgegroeid met het beeld van zo`n god. Een kille, koude god, die vanuit zijn verre hemel het doen en laten van de mensen beziet en beoordeelt. En vooral veroordeelt. Het beeld van de god van Jan Siebelink, zal ik maar zeggen. En weer. Dat beeld van zo`n afzijdige, verre, kille god heeft heel weinig te maken met de manier waarop de bijbel “God” ten diepste ziet. Hoe triest dat ook is. Want voor hoeveel mensen heeft juist dát beeld van god en alles wat daarmee samenhangt niet grote schade opgeleverd, schade aan hun persoon, schade aan hun ziel, met alle negatieve gevolgen daarvan voor hun leven.

De Duitse theologe en vredesactiviste Dorothee Sölle schreef een fascinerend boek over “God ervaren”, over dat wonderlijke vermogen van mensen van over de hele wereld, ver over de grenzen van de wereldgodsdiensten heen, om “God te ervaren”. Het boek heet “Mystik und Widerstand”, Mystiek en Verzet. In dat boek noemt Sölle “God”: Du, stilles Geschrei”, “jij, stil gehuil. Voor Sölle ervaren mensen, alle mensen in principe, “God” als een bijzondere heelheid. De heelheid van alles wat op aarde en in de  kosmos is, de hele schepping als heel. En vanuit die ervaring van heelheid komen mensen op het spoor hoezeer het leven op aarde is getekend door gebrokenheid. Mensen, bedoeld voor samenleven in vrede, zijn overal op aarde met elkaar in oorlog. De aarde, bedoeld om het leven, alle leven, te koesteren en mogelijk te maken, wordt overal overhoop gehaald en kapot gemaakt door mensen die de aarde en de mensen alleen maar beschouwen als een wingewest ten eigen bate. Voor Sölle heeft “God” dus niet zozeer van doen met ervaringen voor de binnenkamer, met je terugtrekken uit de boze buitenwereld. Maar alles met jouw betrokkenheid, jouw inzet voor heelheid, gaafheid op aarde, op alle niveaus. Jij moet het doen. Niet “God”.

Veel mensen denken, dat geloven iets is voor braveriken en bangeriken, van christelijke of andere snit. In ons Kerkcafé komen we er juist achter, dat geloven risicovol is, tricky, dat je er lef voor moet hebben. Hoe ontzaglijk veel wordt er door de mensen op aarde niet gehuild?! En met recht! Als wat de bijbel “God” noemt in “dat stille gehuil” te vinden is, is geloven het ultieme appèl aan ons, de ultieme kracht in ons het onmogelijke mogelijk te maken: deze wereld heel, humaan. Het ultieme is niet voor bang uitgevallen mensen.